Wanneer de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat zulks voor de naleving van de douane- of landbouwvoorschriften nuttig achten:
a) oefenen zij zoveel mogelijk het in artikel 7 omschreven bijzondere toezicht uit of doen zij dit uitoefenen;
b) doen zij de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten, met name door middel van rapporten en andere documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, mededeling van alle hun ter beschikking staande gegevens betreffende handelingen die in strijd zijn of hun in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.